Asbestinfo > Asbest in mijn huis

Mijn (bouw)grond bevat asbest, wat nu?

Bodemverontreiniging en het saneringsonderzoek

Wanneer er asbesthoudende afvalstoffen in de bodem worden aangetroffen, wordt er gesproken van bodemverontreiniging. Het Vlarema voor bouwstof stelt een maximaal asbestgehalte van 100 mg/kg droge stof. Materialen die onder deze grens blijven, kunnen dus hergebruikt worden. De bodem wordt dan niet als asbesthoudend beschouwd.

Indien je grond boven deze waarde valt, kan deze niet gebruikt worden vooraleer deze wordt gereinigd tot een concentratie van maximaal 100 mg/kg. Wanneer asbest wordt aangetroffen in de grond, kan het nodig zijn dat er een saneringsonderzoek moeten worden uitgevoerd. Dit zorgt ervoor dat de omvang en het risico van de verontreiniging worden bepaald. De verplichting om een bodemonderzoek en -sanering uit te voeren rust op de saneringsplichtige. Dit is:

  • de exploitant, als op de grond waar de bodemverontreiniging tot stand kwam, een inrichting gevestigd is die vergunnings- of meldingsplichtig is;
  • bij gebrek aan een exploitant: de gebruiker van de grond waar de bodemverontreiniging tot stand kwam;
  • bij gebrek aan een exploitant en gebruiker: de eigenaar van de grond waar de bodemverontreiniging tot stand kwam.

Wanneer kan men een verontreinigde bodem saneren: de beslisboom.

Om te bepalen of een partij grond kan worden gereinigd, werd door de OVAM i.s.m. de sector een beslisboom ontwikkeld. Onder het toepassingsgebied van deze beslisboom vallen vrijgekomen partijen waarin visueel asbest wordt aangetroffen: grond (max. 25 vol% bodemvreemde stenen), grond en stenen (25 – 75 vol% bodemvreemde stenen) en bouw-en sloopafval (75 – 100 vol% bodemvreemde stenen).  

Volgende vallen niet onder het toepassingsgebied van de beslisboom: de asbesthoudende afvalfracties die ontstaan bij een selectieve sloop, asbesthoudende bouwmaterialen of asbesthoudende afvalfracties die afgescheiden worden op een sorteercentrum voor bouw- en sloopafval, en residuen van grond- of puinreiniging omdat deze reeds het resultaat zijn van maximale reiniging.

De reinigbaarheid hangt niet alleen af van de asbestconcentratie maar vooral ook van andere fysico-chemische parameters zoals bv. korrelgrootte en het organisch stofgehalte. De beslisboom hanteert evenwel de facto een bovengrens van 10.000 mg/kg DS (gewogen concentraties asbest: niet-asbesthoudend indien gelijk aan of minder dan 100 mg/kg) en een bovengrens van 200 mg/kg (concentraties niet-hechtgebonden asbest).

 

Schematisch overzicht van GA en NGA

Duiding bij de verschillende stappen in de Beslissingsboom Asbest

STAP 1. Bevestiging/vaststelling aanwezigheid van asbest in grond/stenen

Onder het toepassingsgebied van deze beslissingsboom vallen vrijgekomen partijen waarin visueel asbest wordt aangetroffen: grond (max. 25 vol% bodemvreemde stenen), grond en stenen (25 – 75 vol% bodemvreemde stenen) en bouw- en sloopafval (75 -100 vol%). Dit omvat dus zowel uitgegraven bodem (en soortgelijke VLAREBO-stromen) als puin dat ontstaat bij niet-selectieve sloopwerven of gerecycleerde granulaten (en soortgelijke VLAREMA- stromen.

Vallen buiten het toepassingsgebied van deze beslissingsboom:

  • de asbesthoudende afvalfracties die ontstaan bij een selectieve sloop;
  • asbesthoudende bouwmaterialen of asbesthoudende afvalfracties die afgescheiden worden op een sorteercentrum voor bouw- en sloopafval;
  • residuen van grond- of puinreiniging omdat deze reeds het resultaat zijn van maximale reiniging

Bij het bodemonderzoek en/of het opstellen van het technisch verslag moet de erkende bodemsaneringsdeskundige voor asbestverdachte terreinen steeds de parameter asbest meenemen als te onderzoeken parameter. In de loop van 2016 zal de OVAM een stappenplan voor de identificatie van asbestverdachte terreinen ter beschikking stellen. Dit stappenplan zal ook opgenomen worden in de Codes Van Goede Praktijk. Belangrijkste visuele en historische indicatoren zijn puinlagen, afdruipzones, brand-, storm- of ontmossingsincidenten bij asbestdaken en regio’s met gekende problematiek van asbestproductieafval.

Voorlopig moet asbest steeds als verdachte parameter worden beschouwd; enkel niet te meten bij een verantwoorde onderbouwing door de erkende bodemsaneringsdeskundige.

STAP 2. Asbest – indien mogelijk – selectief verwijderen

Indien grote brokken hechtgebonden asbest handmatig kunnen verwijderd worden, is het aangewezen om dit op een milieuverantwoorde manier te doen. Bijvoorbeeld het manueel verwijderen van een asbesthoudende buis of golfplaat, mits bevochtiging en correct gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen.

STAP 3. Meting asbestconcentratie

De analyse van de asbestverdachte partij moet gebeuren op een staal, genomen door een VLAREL-erkende staalnemer. De bepaling van de totale asbestconcentratie en de gehaltes aan hechtgebonden en niet-hechtgebonden asbest moet gebeuren in een erkend laboratorium. Zowel de totale asbestconcentratie, als de gehaltes hechtgebonden en niet- hechtgebonden asbest moeten bepaald worden, dus 3 meetresultaten.

nagel in asbestplaat

STAP 4. Bepaling gevaarlijk of niet gevaarlijk en grens ‘asbesthoudend’

Bij een totale asbestconcentratie groter dan 1000 mg/kg DS (0,1% asbest) spreken we steeds van een gevaarlijke afvalstof (HP7 “kankerverwekkend”). Bij concentraties tussen 100 mg/kg DS gewogen gemiddelde asbestconcentratie en 1000 mg/kg DS totale asbestconcentraties spreken we voor dit soort afvalstoffen over niet-gevaarlijk afval.

Wanneer de gewogen gemiddelde asbestconcentratie (10x conc. niet-hechtgebonden asbest + conc. hechtgebonden asbest) kleiner of gelijk is aan 100 mg/kg DS, spreken we van niet-asbesthoudend afval.

STAP 5. Voorwaarden onderzoek reinigbaarheid

Wanneer de gewogen gemiddelde asbestconcentratie kleiner is dan 10.000 mg/kg DS én de concentratie niet-hechtgebonden asbest kleiner is dan 200 mg/kg DS, moet steeds de reinigbaarheid van de partij onderzocht worden. Dit gebeurt volgens de standaardprocedure ‘aanvraag niet-reinigbaarheid’ bij OVB.

STAP 6. Resultaat evaluatie reinigbaarheid

Bij een positieve evaluatie van de reinigbaarheid, is er een stortverbod en moet de partij voor reiniging naar een daarvoor vergund grondreinigingscentrum afgevoerd worden voor fysicochemische reiniging. Bij de evaluatie van de reinigbaarheid geldt niet enkel de parameter asbest, maar ook andere verontreinigingen, de structuur van de afvalstof, …

Indien niet voldaan is aan de voorwaarden voor het onderzoek naar de reinigbaarheid (gewogen gemiddelde asbestconcentratie is groter dan 10.000 mg/kg DS of de concentratie niet-hechtgebonden asbest is groter dan 200 mg/kg DS) moet de partij gestort worden. Zo ook wanneer het onderzoek naar de reinigbaarheid uitwijst dat de partij niet-reinigbaar is. Daarbij moet uiteraard eerst nagegaan worden of de partij voldoet aan de acceptatievoorwaarden van de beoogde stortplaats.

Wanneer de concentratie niet-hechtgebonden asbest groter is dan 1000 mg/kg DS moet er eerst – bij positieve evaluatie – overgegaan worden tot asbestimmobilisatie.

De acceptatievoorwaarden (vergunning) van de ontvangende stortplaats bepalen de wijze van aanlevering en de fysicochemische parameters waaraan de te storten partijen moeten voldoen.

Bij problemen ten aanzien van de acceptatievoorwaarden van de stortplaats moet er eerst overleg zijn met OVAM en de stakeholders om een geschikte oplossing te vinden.

Bron: OVAM


DELEN

Logo